Museumhaven Spakenburg - Cursus

VAARREGELS

Henk van Dorst heeft ons de vaarregels uitgebreid uitgelegd en de verschillende situaties doorgenomen. De belangrijkste regels staan ook in je lesboek hoofdstuk 12 BPR. Als ondersteuning zijn er videobeelden bijgezocht.

 

De belangrijkste voorrangsregels in volgorde

Loading...

Betonning

Loading...
  • Groot gaat voor klein

    Kleine schepen (tot 20 meter lengte) verlenen altijd voorrang aan grote schepen (langer dan 20 meter). Veerponten, passagiersschepen, sleep- en duwboten en vissersschepen, die in bedrijf zijn, hebben altijd de rechten van ‘groot’. Ook als ze korter zijn dan 20 meter.

     
  • Stuurboord voor bakboord

    Wie in de betonde vaargeul aan stuurboordzijde van het hoofdvaarwater vaart, heeft voorrang op schepen die het hoofdvaarwater op willen varen. Een uitzondering hierop zijn schepen die uit een betond nevenvaarwater komen varen. In deze situatie moeten kleine schepen op het hoofdvaarwater voorrang verlenen aan grotere schepen die van het betond nevenvaarwater komen.
     
  • Zeilschip gaat voor motorschip

    Een klein motorschip* (tot 20 meter) moet voorrang verlenen aan een klein zeilend schip (tot 20 meter) of een roeiboot, als hun koersen kruisen en geen van de schepen aan stuurboordwal vaart. Een grote motorboot of een groot zeilschip verleent in deze situatie voorrang aan het schip dat van stuurboord nadert. *Ook een zeilschip wat op de motor vaart wordt beschouwd als een motorboot!
     
  • Motorboten onderling

    Voor kleine motorschepen op ruim water onderling geldt: als hun koersen kruisen en geen van de schepen aan stuurboordwal vaart, krijgt het schip dat van stuurboord nadert voorrang.
     
  • Zeilschepen onderling

    Een klein zeilschip met het zeil over bakboord heeft voorrang op een klein zeilschip met het zeil over stuurboord. Varen ze met het zeil over dezelfde boeg, dan wijkt loef voor lij, ofwel, het schip dat het hoogst aan de wind vaart, heeft voorrang.
     
  • Hoofdvaarwater - nevenvaarwater

    Wie vanuit een haven of nevenvaarwater een hoofdvaarwater opvaart dan wel oversteekt of andersom, mag andere vaarweggebruikers niet hinderen. Kleine schepen moeten altijd voorrang verlenen aan grotere schepen. NB. Het bord B.9 betekent dat schepen op het hoofdvaarwater altijd voorrang hebben.
    • Op de Waal, Nederrijn, Lek en het Pannerdensch Kanaal geldt de volgende regel: groot gaat altijd voor.
     

Sluizen en beweegbare bruggen

  • Snelheid aanpassen

    Voorkom hinderlijke golfslag in havens of op de wachtplaatsen wanneer u een sluis nadert of uitvaart of wanneer u een beweegbare brug passeert.
     
  • Schipper, wacht op je beurt

    Schepen moeten de sluis invaren in volgorde van aankomst. Dat geldt ook voor het afmeren op de wachtplaats. Bij sluizen waar de beroeps- en recreatievaart samenkomen, vaart beroepsvaart het eerste de sluis in, tenzij de sluismeester anders aangeeft. Dit gebeurt dan vanuit het oogpunt van veiligheid en vlotheid. Voor recreatievaart geldt hier: wacht met invaren totdat de beroepsvaart de trossen vast en schroeven uit heeft. Houd afstand tot grote schepen. Schroeven uit in sluizen is verplicht!
     
  • Niet beleggen in sluizen met verval

    Houd rekening met het verval in de sluis en zorg dat u de touwen (landvasten) tijdig kunt laten vieren of aanhalen.
     
  • Vaar vlot door als de brug opengaat. Laat het wegverkeer niet onnodig wachten.

KNOPEN

Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...